Advies wijziging decreten basisbereikbaarheid en De Lijn

advies op vraag
Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken
Lydia Peeters
Voorontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap VVM De Lijn en het decreet van 26 april 2019 betreffende de basisbereikbaarheid en tot intrekking van het decreet van 25 februari 2022 betreffende de Vervoersautoriteit

De MORA ontving een spoedadviesvraag over de regelgevende wijzigingen aan het decreet Basisbereikbaarheid, het decreet Vervoersautoriteit en het Oprichtingsdecreet van De Lijn.

De raad begrijpt dat aanpassingen aan de regelgeving dringend noodzakelijk zijn om de timing rond de verdere uitrol van basisbereikbaarheid niet in het gedrang te brengen. Zonder aangepaste regelgeving is er namelijk geen juridische grond voor de uitvoering van het flexvervoer. Een adviesvraag met hoogdringendheid in volle zomer bemoeilijkt echter sterk het maatschappelijk debat. Al sinds de koerswijziging rond de uitrol van basisbereikbaarheid in de zomer van vorig jaar en het gelijktijdig afsluiten van het nieuwe openbaredienstencontract met De Lijn, is namelijk duidelijk dat regelgevende aanpassingen noodzakelijk waren. De raad betreurt dat deze aanpassingen een jaar op zich lieten wachten.

De MORA

  • herhaalt in dit advies zijn vraag naar een transparant tijdspad voor betrokkenen en reizigers voor wat betreft de finale implementatie en vormgeving van basisbereikbaarheid;
  • vraagt om snel te verduidelijken hoe het departement MOW een aantal taken m.b.t. de tactische regie, die oorspronkelijk waren toegewezen aan de vervoersautoriteit, zal opnemen;
  • adviseert om na te gaan of de voorgestelde wijzigingen aan het oprichtingsdecreet van VVM De Lijn en het decreet basisbereikbaarheid in overeenstemming zijn met de Europese regelgeving inzake eerlijke mededinging. De MORA vraagt eventuele belangenvermenging tussen de rol van De Lijn als ‘interne operator’ enerzijds en als ‘beheerder van het vervoersysteem’ anderzijds te onderzoeken en de meerwaarde van deze dubbele rol voor reiziger en mobiliteit te verduidelijken. Ook de uitbreiding van de bevoegdheden van De Lijn in het ongeregeld en bijzonder geregeld vervoer vraagt om een grondig onderzoek en transparante communicatie;
  • herhaalt het belang van een onafhankelijk en neutraal tactisch orgaan met een sterk toezichthoudende en coördinerende rol bij de uitrol van basisbereikbaarheid. De MORA vraagt ook te onderzoeken of een interfederale vervoersautoriteit een interessante piste kan vormen, en tevens een opportuniteit kan bieden om een betere stroomlijning en afstemming tussen de werking van de verschillende openbaarvervoersoperatoren te realiseren.